Eerst kwam de AI voor de kunstenaars, en ik sprak niet uit— omdat ik geen kunstenaar was, en de schilderijen er best goed uitzagen. Toen kwam de AI voor de schrijvers, en ik sprak niet uit— omdat ik geen schrijver was, en het kon mijn e-mails sneller afmaken. Toen kwam de AI voor de muzikanten, en ik sprak niet uit— omdat ik geen muzikant was, en zijn nummers stonden al bovenaan de hitlijsten. Toen kwam de AI voor de journalisten, en ik sprak niet uit— omdat ik geen journalist was, en zijn samenvattingen voelden net zo waar aan. Toen kwam de AI voor de programmeurs, en ik sprak niet uit— omdat ik geen programmeur was, en het schreef schonere code dan ik ooit zou kunnen. Toen noemde Time magazine “De AI” Persoon van het Jaar, en ik sprak niet uit— omdat er niemand meer over was die nog wist hoe hij zijn eigen woorden moest schrijven, en niemand meer om voor mij te spreken.