Ik besef dat niets willekeurig is, werkelijk niets. Alles wat er in mijn leven is gebeurd, was noodzakelijk en essentieel. In het verleden dacht ik dat ik op de bodem was beland, om erachter te komen dat het helemaal niet de bodem was, er was een andere, diepere laag waar ik niets van wist. Ik had zelfs vreselijke gedachten, maar uiteindelijk besef je dat er een soort licht straalt, zelfs waar je gelooft dat de duisternis absoluut is. Je ogen wennen aan de afwezigheid van licht, rhodopsine komt in actie, en beetje bij beetje begin je de omtrekken te zien waar je voorheen niets zag. En zo begon ik opnieuw, langzaam weer de helling opklimmend, alleen geleid door het maanlicht. Soms wordt de maan vol, en in die paar dagen laat het je bijna weer proeven hoe het voelde om onder het zonlicht te lopen. Maar dan komt op een bepaald moment de zon op, ondanks alles, ondanks iedereen. De sleutel is klaar te zijn om het weer in je leven te verwelkomen, ook al ben je tegen die tijd gewend geraakt aan totale duisternis.